Ervaringen met wintergroene planten in de onderlaag van bamboetuinen
DEEL 1: OPHIOPOGON EN LIRIOPE
Een harmonieuze bamboetuin bestaat uit meerdere lagen die in balans met elkaar zijn. Grotere bamboesoorten en boomachtigen in de bovenlaag, kleinere bamboes, heesters, vaste planten en bolgewassen in de tussenlaag maar het wordt vaak moeilijker om sterke, betrouwbare soorten voor de onderlaag te vinden.
Het streven is naar sterke, goed wintergroene soorten die zich goed stand houden tussen rhizoommatten van (reuze)bamboes en afvallend blad (deels) kunnen 'afvangen' onder de plant.
De verdichte, door rhizomen en vlezige wortels volgroeide bodem is vaak ook nog droog in het groeiseizoen en schaduwrijk waardoor dit niet de makkelijkste plek is voor succesvolle ondergroei
SOORKEUZE
Traditionele wintergroene bodembedekkers zoals Herdera, Pachysandra en bijv. Vinca zijn meestal wel in staat om succesvol te gebruiken in de ondergroei van bamboe.
Om te komen tot een meer gevarieerde onderlaag experimenteren Hans Prins, Jos van der Palen en ik al langere tijd met diverse soorten zeggen (Carex), varens, lelieachtigen (Liriope, Reineckia, Ophiopogon, Rhodea), Aspidistra en aronskelkachtigen (Acorus) voor deze toepassing.
BALANS TUSSEN LICHT EN BODEMVOCHT
In een bestaande, volgroeide bamboetuin met bijvoorbeeld Phyllostachys vivax begint de voorbereiding met het uitdunnen van het aantal halmen per vierkante meter. Vervolgens worden de halmen onderaan ook opgesnoeid (ontdaan van zijtakken). Zo ontstaat een luchtige ruimte ontstaat. Soms is het nodig om een extra laagje humusrijke teelaarde over de verharde wortellaag aan te brengen van 10 a 15 cm als het niet lukt om tussen de bestaande bamboewortels plantgaten te maken. Zeker het eerste seizoen is het van belang de nieuwe aanplant in de onderlaag voldoende vochtig te houden in het groeiseizoen zodat de planten goed aanslaan.
Rhizoomvormige bodembedekkers zijn in het voordeel omdat ze kunnen meegroeien met de wortelgroei van de bamboes in de loop van de jaren.
In dit artikel ga ik in meer detail in op de soortgroepen Ophiopogon en Liriope. De naamgeving heb ik zo goed mogelijk proberen aan te geven, als is het voor sommige soorten en cultivars nog wat onduidelijk of er sprake is van synoniemen of separate vormen.
AZIATISCHE LELIEACHTIGEN
Ophiopogon is een geslacht van groenblijvende grasachtige lelies die inheems zijn in gematigd tot tropisch Oost-, Zuidoost- en Zuid-Azië. Ondanks hun grasachtige uiterlijk zijn ze niet nauw verwant aan de echte grassen, de Poaceae. De naam Slangenbaard van dit geslacht is afgeleid van het Grieks ophis, "slang", en pogon, "baard", verwijzend naar de bladeren en getufte groei.
Ophiopogon groeit uit korte tot langere wortelstokken tot bladerkransen, waaruit ’s zomers bloemen tevoorschijn komen die bij bestuiving gevolgd worden door zwarte, paarse of blauwe vruchten.
Er zijn rond de 70 soorten bekend waarvan het meerendeel in (sub)tropische gebieden groeit. Een aantal soorten is echter ook uitstekend winterhard in ons klimaat. Ik heb zelf ervaring met een beperkt aantal soorten en cultivars, maar als ik bijvoorbeeld bij het aanbod kijk van Crug Farm Nursery (UK) dan zijn er nog veel onbekende soorten waarmee geëxperimenteerd kan worden.
OPHIOPOGON
Ophiopogon chingii, is een compacte, polvormige soort tot circa 25 cm hoog die ’s zomers met zuiver witte kleine bloemen in trossen bloeit. De besvormige vruchten zijn azuurblauw. Het smalle blad is iets gecurvd. Er bestaat ook een meer gekruilde vorm ‘Crispum’, die niet perse aantrekkelijker is. ‘Sparkler’ is mogelijk de botanische vorm. Jos heeft een niet geheel stabiele cultivar 'Edith Edelmann' met geelgroen streept blad. Chingii is een sterke, langlevende en goed wintergroene soort, inheems in Japan en Zuid China.
Ophiopogon japonicus is een soort met een groot verspreidingsgebied in China , India, Japan en Vietnam. Deze soort met vele cultivars wordt daarom zowel in de tropen als in een koel gematigd klimaat toegepast.
Kenmerkend is het smalle, grasachtige loof. De plant maakt uitlopers maar groeit compacter dan bijvoorbeeld O. bodinieri.
De (botanische?) vorm O. japonicus heeft witte bloemen en azuurblauwe bessen in het najaar tot het volgende voorjaar (als de vogels ze niet opgegeten hebben intussen).
Er worden een aantal zilver-wit gestreepte cultivars onderscheiden waaronder 'Silver Mist’, ‘Variegatus’ en ‘Kigimafukidama' en 'Shiroshima Ryu’. Vermoedelijk zitten hier enkele ‘dubbelgangers’ tussen.
Er zijn een aantal dwergvormen van deze soort in omloop waarvan het mij onduidelijk is in hoeverre dit allemaal verschillende clonen zijn; vermoedelijk zijn er een aantal synoniemen voor de zelfde cultivar. ‘Minor’, ‘Nana’, ‘Dwarf Mondo’ en ‘Pygmaeus’ zijn mogelijk dezelfde vorm. 'Kyoto Dwarf' lijkt iets kleiner te zijn. Een bijzondere zilverwit-groen gestreepte dwergvorm is ‘Snow Globe’ (syn. ‘Variegated Mini’). De allerkleinste dwergvorm ‘Fuiri Gyoku Ryu’ wordt niet meer dan enkele centimeters hoog.
Ophiopogon planiscapus wordt tot ca 20 cm hoog en groeit in de breedte uit met korte wortelstokken . De groenbladige vorm ‘Smaragd’ heeft roomwitte bloemen op een paarszwarte bloemsteel. Deze groene vorm groeit het hardste. Ophiopogon planiscapus is inheems in Japan in de ondergroei van beboste hellingen. De vorm 'Kansu' heeft rose getinte bloemen en soms een minimale witte belijning over het groene blad.
De cultivar ‘Kokuryu' of 'Nigrescens' (synoniemen ‘Niger’ en ‘Black Beard’; een zwakkere plant uit weefselkweek) is misschien wel een van de bekendste soorten omdat het wintergroene loof zwart is (in de volksmond ‘zwart gras’). Het is een wat trager groeiende vorm, vermoedelijk omdat het chlorofyl minder goed zijn werk kan doen door de zwarte kleur. De nieuwe bladeren veranderen van groen in donkerpaars (zwart) en kunnen 20 cm lang worden. De bloemen zijn roomwit met een lila rand. Er bestaan enkele cultivars: ‘Black Needle’ heeft zeer smal zwart blad. ‘Black Smaragd’ is misschien nog wel de mooiste vanwege het groen-zwart doorschijnende blad. Ik heb ook een mutatie waarbij het blad in de lengte groen-zwart gebandeerd is. Dit lijkt ook een stabiele mutatie
Er zijn ook twee groen-witbonte vormen genaamd 'Haku ryu Ko’ en 'Silver Ribbon'. De cultivar 'Haku ryu Ko’ (syn. ‘Little Tabby’ of ‘Silver Smaragd’) heb ik al enkele jaren in de tuin en lijkt een wat trager groeiende maar verder goede vorm te zijn. Soms muteren scheuten van deze cultivar naar overheersend roomgeel.
Ophiopogon jaburan is t.o.v. O. planiscapus een wat grotere soort. De witte bloemen van deze soort staan op een groene bladsteel. Een sterke plant die na enkele jaren een goed wintergroene bodembedekking geeft. Groeit eveneens op rhizomen en houdt zich goed stand tussen andere planten.
Ophiopogon bodinieri, (syn. Ophiopogon wallichianus , intermedius ?) uit Tibet en Buthan is een smalbladige soort die als enige bloeit met lila-paarse hangende klokjes. Het is een sterke groeier die makkelijk 20+ cm kan worden en zich sterker uitbreid dan de andere soorten. Na de vorstinval tot onder -20 in februari 2012 bleek dit een van de best wintergroene soorten te zijn.

LIRIOPE
Liriope is een geslacht van lage, grasachtige, over het algemeen polvormige bloeiende planten uit Oost-Azië en Zuidoost-Azië.
Sommige soorten worden vaak gebruikt in landschapsarchitectuur op gematigde breedtegraden. Het geslacht is genoemd naar Liriope in de Griekse mythologie.
Bloeiaren met kleine violetblauwe bloemen verschijnen in de nazomer. Er is nu een aantal bonte variëteiten beschikbaar. Liriope is een langlevende plant die op den duur makkelijk 30 cm hoog kan worden.
Er zijn een zestal soorten bekend waarvan ik ervaring heb met de volgende drie soorten:
Liriope muscari
L. muscari komt van nature voor in schaduwrijke bossen op een hoogte van 100–1.500m in China en Japan. De kleine, bloemen op de rechtopstaande aren komen in de nazomer boven de bladeren uit. Bloemen lijken op die van druivenhyacint (Muscari), wat de oorsprong is van het soortnaam. Bloemen ontwikkelen zich soms tot zwartachtige bessen die vaak tot in de winter blijven bestaan. L. muscari groeit op elke redelijk doorlatende bodem in de volle zon tot schaduw. De plant is ook tolerant ten aanzien van hitte, vochtigheid en droogte. Er zijn vele cultivars in omloop waarbij de verschillen niet levensgroot zijn. Een van de betere vind ik ‘Royal Purple’, ‘Purple Passion’ en ‘Ingwersen’. Een goede geelbonte selectie is ‘Gold Banded’ De witbloeiende vorm ‘Monroe White’ is zwak. L. muscari is meer slakgevoelig dan Ophiopogon en kent jaren met uitblijvende bloei afgewisseld met jaren van intensieve bloei.

Liriope spicata snel uitstoelende, uitlopervormende soort uit China Japan, Ryukyu Islands, Korea die voorkomt in bossen en hellingen op een hoogte van zeeniveau tot 2.000 meter. De rechtopstaande bloemaren met lichte lavendelkleurige bloemen laten zich zien in de nazomer. Zwarte bessen volgen in de herfst en blijven vaak de hele winter aan de plant. Er bestaat een wat grotere cultivar ‘Silver Dragon’ met zilver-groen gestreepte bladeren. Vochtige, vruchtbare bodems met halfschaduw zijn ideaal, maar de soort verdraagt ook een breed scala aan licht- en bodemomstandigheden. Liriope spicata wordt soms gebruikt vervanging voor Ophiopogon japonicus vanwege de bloeiwijze.
Liriope graminifolia heb ik van Hans Prins en groeit langzaam, heeft wat breder blad en lijkt wat lager te blijven dan de andere soorten. De bloeiwijze is wit. De plant lijkt tussen Liriope en Ophiopogon in te zitten qua verschijningsvorm.
Tot slot nog een soort die door een Australische kwekerij enkele jaren terug in omloop is gebracht uit zaad verzameld in China: Liriope ‘Emerald Cascade’ wordt een zeer forse ronde pol met lang, naar een punt toe verlopend blad. De fijne witte bloemtrossen doen, evenals de azuurblauwe bessen, echter denken aan een Ophiopogon-achtige. Staat in obervatie in mijn tuin.
